Vragen?

De nieuwe insolventiewet onder vuur: bescherming van werknemers bij overdracht van onderneming

28 mei 2019

Joren

Joren Janssen

Specialist in arbeidsrecht

Vragen?

De inkt van de nieuwe insolventiewet, opgenomen in boek XX van het Wetboek Economisch Recht, is nog maar net droog en een wijziging dringt zich al op. Het Hof van Justitie van de Europese Unie werpt in een arrest van 16 mei 2019 zijn blik op de bescherming van werknemers bij de overdracht van een onderneming onder gerechtelijk gezag.

 

Wanneer een onderneming in de problemen zit, kan een gerechtelijke reorganisatieprocedure (WCO of GRP) worden opgestart. Dit soort procedure heeft tot doel om een onderneming tijdelijk te beschermen tegen schuldeisers terwijl oplossingen worden gezocht en, zo mogelijk, uitgevoerd. Werknemers moeten vaak met lede ogen aanzien hoe de bedrijfsleiding knopen doorhakt met grote, al dan niet negatieve, gevolgen. De insolventiewetgeving bevat een zekere bescherming van de werknemers, maar volstaat deze?

 

In 2012 werd een gerechtelijke reorganisatieprocedure opgestart voor een bedrijf in Houthalen-Helchteren. In het voorjaar van 2013 viel het verdict: een gedeelte van de onderneming, inclusief 2/3de van het personeel, werd tegen vergoeding overgedragen aan een andere speler op de markt.

 

De werknemers die geen deel uitmaakten van de overdracht kregen te horen dat hun arbeidsovereenkomst werd stopgezet. Eén van deze werknemers verzette zich hiertegen door een beroep te doen op Europese regelgeving. Richtlijn 2001/23/EG bepaalt immers dat wanneer een onderneming wordt overgedragen, de rechten en plichten van arbeidsovereenkomsten in principe mee overgaan. De overnemer zou zich niet kunnen beroepen op uitzonderingen die het toelaten personeel te weigeren. De richtlijn in kwestie werd voor België geïmplementeerd met cao nr. 32bis.

 

De werknemer stapte naar de arbeidsrechtbank, zonder succes. Vervolgens ging zij in hoger beroep bij het arbeidshof te Hasselt, dat een prejudiciële vraag stelde aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het hof wenste begeleiding van het Hof van Justitie bij de toepassing van de Europese regelgeving op nationaal niveau.

 

Het Hof moest twee vragen beantwoorden: zijn de Europese regels in kwestie van toepassing en, zo ja, verzetten de regels zich tegen de mogelijkheid van een overnemer om werknemers te selecteren?

 

De relevante artikelen 3 en 4 van richtlijn 2001/23/EG zijn niet van toepassing in faillissementsprocedures of procedures waarin de liquidatie van het vermogen van het bedrijf voorzien wordt. In dit geval werd echter gezocht naar een oplossing om de onderneming verder te laten bestaan: het bedrijf wenste een faillissement te voorkomen en te verzekeren dat de handelsactiviteiten verder konden gaan. Bijgevolg is de Europese bescherming voor werknemers van toepassing.

 

Het Hof van Justitie besliste vervolgens dat het niet is toegestaan om de overnemer te laten kiezen welk personeel hij al dan niet overneemt. Art. 61, §4 WCO-wet, tegenwoordig te vinden onder art. XX.86, §3 Wetboek Economisch Recht, laat de overnemer onder bepaalde voorwaarden toe werknemers te selecteren. Hij moet zich hiervoor baseren op technische, economische en organisatorische redenen. De Belgische wetgeving stelt echter dat de overnemer zich hierop moet baseren voor de keuze van het personeel dat hij behoudt, niet het personeel dat wordt ontslagen. Er wordt momenteel in België geen verplichting voorzien om aan te tonen dat de ontslagen te wijten zijn aan technische, economische en organisatorische redenen. Hoewel het niet zo letterlijk in de wet staat, ziet het Hof hier een groot risico op ongemotiveerde, ongeoorloofde ontslagen bij overdrachten van ondernemingen. Werkgevers zouden zonder meer aan cherry picking onder de werknemers kunnen doen en de reorganisatie zelfs misbruiken om enkele werknemers terzijde te schuiven.

 

Art. XX.86, §3 Wetboek Economisch Recht heeft de toets aan de Europese regelgeving niet doorstaan. Hoewel het artikel werd overgenomen uit de oude WCO-wet, maakt de bepaling toch deel uit van de nieuwe insolventiewetgeving die op 1 mei 2018 in werking trad en dus nog recent onder de loep werd genomen. De nieuwe wetgeving is al meteen aan herziening toe.

 

HvJ C-509/17, Plessers v. Prefaco NV en Belgische Staat, onuitg.

© Hermans-Wirix 2024
beheerd door WEBMATIC